Toespraak 4 mei herdenking burgemeester Stapelkamp

“Dames en heren, van alle leeftijden, fijn dat u er bent!
Het is 4 mei 2024. Daar staan we weer bij onze monumenten ter herdenking van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Het einde van de oorlog ligt al weer negenenzeventig jaar achter ons, er zullen hier vanavond maar weinig mensen zijn met nog persoonlijke herinneringen aan het oorlogsgeweld en de naziterreur. Grote delen van ons land lagen in puin, voor een flink deel veroorzaakt door geallieerde bombardementen en beschietingen op tal van steden en dorpen, zoals Den Helder, Den Haag, Doetinchem en Dinxperlo. De bevolking van de Randstad was uitgemergeld door de Hongerwinter en slechts door de voedselhulp vanuit de geallieerden en het Rode Kruis overleefden tallozen de laatste oorlogsmaanden. En denk ook aan de honderdduizenden gewonden, vermisten en gestorvenen, de mensen in werkkampen en vernietigingskampen Zowel lichamelijk alsook mentaal hadden velen een klap gekregen door het verdriet, de angst en de onzekerheid die de terreur, de evacuaties, de Arbeitseinsatz en de onderduik met zich meebracht.. Dat alles zorgde voor een lamgeslagen samenleving. We vierden voor zo ver we konden uitzinnig onze vrijheid. We namen als gevolg van de opgekropte woede hier en daar wraak op vermeende en echte collaborateurs en probeerden alle ellende zo snel mogelijk achter ons te laten. Veel tijd voor kritische zelfreflectie was er niet, we waren slachtoffer en we hadden ons dapper verweerd middels het verzet met onze koningin in Londen als symbool daarvan. We hebben veel leed en onrecht weggestopt, de Bijzondere Rechtspleging werd al snel afgeschaald en beëindigd. We wilden weer vooruitkijken. Over het in de steek laten van onze 140.000 Joodse medeburgers werd gezwegen. De 40.000 overlevende joden werden bij terugkomst uit onderduik of kampen over het algemeen nogal kil ontvangen en het kostte hen vaak grote moeite om hun bezittingen terug te krijgen. Recent onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen wees gelukkig uit dat in de toenmalige gemeenten Aalten en Dinxperlo rechtsherstel plaatsvond bij het afgenomen vastgoed van onze Joodse inwoners, maar in tal van plaatsen was de situatie anders.

In mijn laatste column in Aalten Vooruit schreef ik over het belang van zelfkritiek. Zelfkritiek is een kernwaarde in een democratie. Eerlijk zijn naar onszelf, ons zelfbeeld af en toe toetsen is echt heel gezond, nee, harde noodzaak. En als dat zelfonderzoek dan oplevert dat ons handelen twijfelachtig of zelfs verkeerd was, is het heilzaam voor onszelf, maar zeker ook voor de slachtoffers van ons handelen, om dat tekortschieten toe te geven. Ik vond de verontschuldiging van onze Koning enkele jaren geleden voor ons niet-opkomen voor onze Joodse medeburgers indrukwekkend. Veel Joodse overlevenden en hun nabestaanden deed het goed. Datzelfde geldt trouwens voor de excuses voor ons slavernijverleden, dat werkt helend. Mits het niet alleen bij woorden blijft.

Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog waren we optimistisch, nooit meer oorlog! We zouden een nieuwe, vrije samenleving opbouwen. We sloten verdragen over de opvang van vluchtelingen en over mensenrechten. We spraken af dat landen nooit weg zouden kijken bij schendingen van mensenrechten door andere staten. We tuigden de Europese samenwerking op om Europa vrij, democratisch en zeker ook welvarend te maken. En dan leg ik de verbinding met onze tijd. Wie is nog dankbaar of zelfs trots op onze democratische rechtsstaat? Wie wordt er nog blij van de Europese samenwerking? Beseffen we wel hoeveel welvarender onze samenleving is geworden? Waar is ons naoorlogse optimisme gebleven, onze saamhorigheid? En hoe is het mogelijk dat in ons land veel joden geen keppeltje meer durven te dragen, dat een joodse studentenvereniging niet meer openlijk bijeen durft te komen, dat joden zich niet meer veilig voelen op tal van plekken in ons land. Wat is er met ons aan de hand? Hoe kan het dat we elkaar zo kwijt geraakt zijn?

We gedenken vandaag de slachtoffers van de oorlog. Maar zouden we hen niet beter eren doordat ieder van ons actief bijdraagt aan een open en vrije samenleving, van onze democratische rechtsstaat. Actief burgerschap hebben we nodig. Burgers die zich eigenaar weten van onze samenleving, die medeverantwoordelijkheid nemen voor onze samenleving, die hebben we nodig. Burgers die zich niet terugtrekken op het eigen erf maar die betrokken lid zijn van bewonersverenigingen en van politieke partijen, die deelnemen aan de verkiezingen, die luisteren naar en ruimte geven aan anderen met een afwijkende mening. Daar kunnen we vandaag al mee beginnen, u en ik. Ter ere van de slachtoffers van ’40-’45.”

Burgemeester Stapelkamp